16 april 2019

Spitse taalles

Gisteravond werden op de Franse televisie de achtuurjournaals van TV1 en TV2 verlengd tot middernacht.
Daardoor was ik via de televisie getuige van het uitbranden van de dakconstructie van de Notre Dame de Paris, een aangrijpende gebeurtenis.
Ooit vierde ik hier de Paasnacht.
Soms schakelde ik even naar de Nederlandse televisie.
Ik hoorde herhaaldelijk spreken over de "torenspits" die brandend was ingestort, een dramatisch moment.
Telkens werd het woord "torenspits" foutief gebruikt.
Een torenspits immers staat op een toren en de torens van de kathedraal van Parijs dragen geen spitsen.
De Fransen spreken dan ook van "la flèche" (de sptits) die zich recht boven het altaar op de kruising van de daknokken bevindt.
Een spits op een toren heet een flèche de clocher of aiguille de clocher of pointe de clocher. Met andere woorden een torenspits zonder toren heet een spits!
Ben ik nou een woordneuker?
Volgens madame L. wel.

1 april 2019

‘Gij zult niet demoniseren’ – dat zet de zaak op zijn kop

Sinds ik weet heb van de uitslag van de provinciale staten verkiezing ben ik verbaasd en verontwaardigd. Heb ik het contact met mijn vaderland verloren? 
Wat is daar gaande? Van het Forum voor Democratie is door een substantieel deel van de Nederlandse samenleving in een klap een partij van betekenis gemaakt. 
Ik vind dit verschrikkelijk. 
Nog erger vind ik het dat ik praktisch nergens mijn gedachten hierover verwoord zag, of het moet die oprisping van Freek de Jonge op het boekenbal zijn geweest. 
Maar vandaag las ik een commentaar van Ko Colijn in de NRC dat mijn gedachten perfect verwoord. Ik plaats niet graag andermans teksten op mijn blog, maar omdat ik het wil bewaren en delen (in de hoop dat dat mag van de Vrij Nederland en de NRC) doe ik dat bij uitzondering deze keer wel: lees en huiver!
Het is een gotspe dat Baudet nu beweert dat hij ‘rechtsstatelijk en democratisch’ is. De volgorde is verkeerd: eerst met demagogie stemmen binnenhalen, en dan de constructieve onschuld uithangen, schrijft 
De commentaren op de stormachtige opkomst van Thierry Baudets Forum voor democratie kunnen met enige slordigheid in tweeën verdeeld worden. De ene stapel relativeert zijn verkiezingswinst en ik las zelfs dat er eigenlijk niets bijzonders aan de hand is: twintig procent van de Nederlanders is nu eenmaal boos en ontevreden en dat zal altijd zo blijven. "Joyeus", was een van de welwillendste typeringen van de man. "Amusant", hoorde ik een priester op tv zeggen. "Negeren" was de laconieke slotsom van de colomniste.
Een tweede variant om de winst te relativeren is deze in de parlementaire traditie van boer Koekoek, Pim Fortuyn en Geert Wilders te plaatsen, die van ‘gaten op rechts’ profiteerden en‘ we moeten hun achterban natuurlijk wel serieus nemen’ en dat is lastig maar ‘daar kunnen we wel mee leven’. De Haagse mores zijn dat je een eigenwijze nieuwkomer weliswaar als een electoraal ongemak beschouwt, maar je bent sportief en je zegt – desnoods met een zuinig mondje – „Goed gedaan, Thierry, wel-gefeliciteerd.”
Een kleinere groep opinies onttrekt zich aan zulke duidingen. Dat is de groep die iets verder terugblikt en misschien ook wat ouder is dan de gemiddelde millenniumwaarnemer, en een associatie met de jaren ’30 in Duitsland durft aan te gaan. Toen kreeg een partij daar bij verkiezingen ook rond twintig procent van de stemmen, een paar jaar later wat minder en toen weer iets meer, en kwam er na een Rijksdagbrand en het wegkwijnen van een sceptische Von Hindenburg de weg vrij voor een bruine partij. Die gaf – hé, wat toevallig – het onderwijs en de journalisten en de kunstenaars onderuit de zak, ‘de bestuurders’ voor het gemak ook meteen maar, verklaarde dat het zonde was om de miljoenen werklozen aan de kant te zien staan, en vond in de eerste plaats natuurlijk dat het noordse ras superieur was aan alle andere.
Die duiding is van een andere orde dan de relativerende varianten. De eerste zijn nogal technisch, data-trendy en laten zich in staafdiagrammen en ‘gaten op rechts’ uitdrukken; de tweede is kwalitatief en historisch. En somber.
In het defensief?
De tweede groep moet zich, opmerkelijk genoeg, verdedigen. Hoe homeopathisch verdund en voorzichtig ook geformuleerd, het is not done om Baudet niet te feliciteren en op zijn Ad Melkerts even te rillen bij het ondergangsprofetisme, verpakt in nette onzin, dat Zijn redding van de beschaving legitimeert. Altijd sportief blijven, you win some, you lose some.
Maar het is te gemakkelijk om te wijzen op de verschillen tussen 2019 en 1933 – die er natuurlijk ook zijn – om de associatie als onfatsoenlijk van de hand te wijzen. En om degenen die de historische vergelijking durven te maken te brandmerken als linkse haatzaaiers bij wie een steen door de ruit gegooid mag worden.
Het ‘gij zult niet demoniseren’ zet de zaak op zijn kop. De nonsensspeech van Baudet op woensdagavond was onthutsend. Psychopathologisch, narcistisch en grenzend aan waan, pseudo-intellectueel en beledigend voor iedereen die niet-boreaal was en/of tot de beroepsgroep docent-journalist-kunstenaar-bestuurder behoort. De aanklacht vanuit het Kurhaus op de avond van ‘Utrecht’ tegen het immigratiebeleid van CDA en VVD was beschamend en zou eerst maar eens openlijk teruggenomen en geëxcuseerd moeten worden.
Het is een gotspe dat Baudet nu met een timide grijns iedereen constructief op de koffie uitnodigt en beweert dat al zijn spinsels ‘rechtsstatelijk en democratisch’ zijn. De volgorde is verkeerd: eerst met demagogie en wartaal stemmen binnenhengelen en dan de constructieve onschuld uithangen.
Moeilijk te negeren
Het dreigend aankondigen van „concrete maatregelen” in het kader van het ongecontroleerde toelatingsbeleid klinkt niet bepaald als een te negeren voornemen. De generieke kritiek op journalisten is trumpiaans-ondermaats. De publieke media wordt „stuitende eenzijdigheid” verweten en de NPO is verworden tot „instrument van het partijkartel”. „Dit moet nu echt stoppen”, zegt het verkiezingsprogramma eind 2017. De aankondiging om de publieke omroep te „saneren” is onheilspellend en het is bizar dat niemand zoveel luchtige aandacht heeft gekregen bij diezelfde omroep als juist Baudet.
In december 2016 kreeg Baudet in Buitenhof vier minuten zendtijd om ononderbroken zijn innige tevredenheid over de onverwachte verkiezingswinst van Donald Trump te verkondigen. Ik heb nog nooit zoveel onjuistheden in zo’n kort bestek over me uitgestort gekregen.
Het verwijt van linkse indoctrinatie op scholen en universiteiten is belachelijk en kwetsend. De oproep tot een ‘meldpunt indoctrinatie’ is walgelijk. Ik heb premier Rutte nog niet op gepassioneerde afschuw over de dodelijke spuitjes aan het adres van Freek de Jonge kunnen betrappen. Die had zijn interventie beter kunnen timen, maar hij had volkomen gelijk.
Zorgelijke buitenlandstandpunten
Ik schrijf vaak over macht in de wereld. De standpunten van Forum zijn op dat punt, welwillend uitgedrukt, zorgelijk. Behalve de immigratie- en klimaatstandpunten – onmiddellijk uittreden uit het Marrakesh-pact en volledige ontkenning van Parijs-maatregelen – is daar, blind voor het Britse drama – het idiote plan om uit de Europese Unie te treden.
Als het aan Baudet ligt wordt hij premier van Nederland. Ik krijg huiveringen van een minister Derk Jan Eppink van Buitenlandse Zaken, die in de Volkskrant schreef over Obama’s huidskleur als diens ‘handelsmerk’ en de Forum-partijstandpunten „normale, constructieve omgang met Rusland” en de Nexit handen en voeten gaat geven. Of het idee van een minister Cliteur van Binnenlandse Zaken, die met een vergiet op zijn hoofd een wet Bescherming Nederlandse Waarden in de Tweede Kamer staat te verdedigen. Of van een minister Annabel Nanninga (Cultuur) die rood-wit-blauw op de NPO gaat promoten, stopt met het ‘subsidiëren van de segregatie’ (wat dat ook moge zijn, maar het staat er echt, op bladzijde 15 van het programma) en een ombudsman gaat instellen die de ‘neutraliteit’ van opinie- en debat-programmma’s gaat bewaken.
En ik huiver bij een minister Hiddema (Justitie en Veiligheid) die het nationale opsporingspercentage tot 50 procent gaat opstuwen en het „Rif-gerelateerde geweld” een halt zal toeroepen. En last but not least bij de premier-messias zelf, die zichzelf „naar de frontlinie” geroepen ziet en zich in de verlossingstaal van herwonnen beschaving en gewonnen veldslagen uitdrukt.
Het lijkt mij begrijpelijk dat ieder weldenkend mens Hiddema zal associëren met Bassie, Pipo of desnoods Kokkie.
Maar bij Baudet zie ik telkens iets engs onder zijn neus groeien. . . . .
Ben ik de enige die dat ziet?