5 januari 2017

Zakdoekherinnering

Ik heb vijf weken geleden een gemeen virus opgelopen dat nu al weken de oorzaak is van een flinke verkoudheid. Ik heb mijn bronchiën er bijna uitgehoest, maar nu ben ik aan de beterende hand.
In die vijf weken heb ik heel wat zakdoeken (zie blog 20 november 2008) moeten gebruiken.
Zelfs is een "stille" voorraad aangesproken.
Zo kom je nog eens een zakdoek tegen die je bijna niet meer kent.
Ik moest diep in mijn geheugen graven om te ontdekken hoe deze zakdoek in mijn bezit is gekomen.
Eind jaren tachtig werd er over de A50 op landgoed Varenna het eerste ecoduct in Nederland gebouwd. Om hiervan voorbeelden te vinden was een reis naar Zwitserland nodig, dichterbij bestonden zulke constructies niet. We spraken toen overigens over een cerviduct, omdat het vooral was bestemd om de trekroutes van edelherten te behouden. 
Jaren is de benutting ervan door verschillende diersoorten gevolgd en geëvolueerd. 
Ook internationaal kreeg deze passage bekendheid en op een zeker moment leidde ik er de Japanse minister van natuurbescherming met zijn gevolg rond. Aan het einde van de excursie namen we aan de rand van het bos afscheid van elkaar. Dit ging gepaard met het uitruilen van relatiecadeautjes, waaronder deze "ecologische" zakdoek.
Zo bracht een verkoudheid vergeten herinneringen naar boven. 
En terwijl ik dit schrijf schiet mij nog een soortgelijke belevenis te binnen.
Ook de Mongoolse minister van natuurbeheer heb ik eens op bezoek gehad. 
Het was een wat boertig type, die vooral in het beheer van edelherten was geïnteresseerd.
Ik liet hem de verschillende voorzieningen ten behoeve van edelherten in het terrein zien, waaronder het ecoduct. Nadat ik hem zo ongeveer alles wat er over herten had bijgepraat was er ook met hem het rituele afscheid. Ik kreeg van hem een hoedspeld die al jaren geleden met hoed is verdwenen. Wat mij wel is bijgebleven was zijn laatste vraag: "Waarom zagen jullie de geweien van de herten niet af als het nog in de bast zit?"
Ik was met stomheid geslagen.
Deze minister was duidelijk een han-chinees of hij had de commerciële inslag daarvan.
Zijn opmerking gaf blijk dat natuur in zijn ogen een verlengstuk van de landbouw was en dat iets waarvan je geld kon maken, geoogst moest worden.
Van mijn uitleg die dag had hij niets begrepen en had hem niets opgeleverd. 
Waarschijnlijk vertelt hij nu thuis dat die Hollanders maar domme jongens zijn.
Wat jammer dat het natuurgebied de Oostvaardersplassen toen nog niet bevolkt was met de hertenpopulatie die daar thans huist. Wat een kapitaalsvernietiging zou hij dat hebben gevonden!
Wat een zakdoek naar boven kan brengen . . . 

Geen opmerkingen: