Wanneer ik in de tuinwinkels zie hoeveel Boeddha's daar worden aangeboden en verkocht dan kan ik mij voorstellen dat er in ons land tegenwoordig meer Boeddha's dan kruisbeelden zijn.
Wat maakt zo'n boeddhabeeldje aantrekkelijk om daar geld aan uit te geven? Kennelijk is het meer dan de vorm alleen en wordt er aan het beeld zelf een betekenis toegedacht. Ik denk dat het vooral iets over de eigenaar moet vertellen: "Kijk, ik heb naast een materialistisch, ook een spiritueel leven".
De secularisatie en de toegenomen individualisering tezamen met het materialisme blijken een goede voedingsbodem voor allerlei vormen van religie die zich commerciëel presenteren. Behalve dat sekten uit de evangelisatie-hoek hierin bedreven zijn, kan het boeddhisme zich ook goed vermarkten.
Een onderdeel van vermarkten is het uitvergroten van de aantrekkelijkheid en het verstoppen van het negatieve van een product. Met het boeddhisme is het al eender.
Wanneer ik in kerken rondkijk, dan zie ik vrijwel altijd meer vrouwen dan mannen. Mij bevreemdt dit wel eens als ik bedenk dat binnen vrijwel alle religies de vrouw niet gelijkwaardig aan de man wordt gezien. Dit gaat zeker op voor het boeddhisme.
Het uitgangspunt van de boeddhistische leer is dat iedereen de mogelijkheid van het goddelijke en dus van verlichting in zich heeft, maar in eerste instantie mochten de vrouwen niet toetreden tot sangha, de monnikengemeenschap.
Boeddha had geen hoge dunk van de vrouw. Het woord iedereen moet dan ook anders worden geïnterpreteerd. Met iedereen wordt bedoeld mannen uit alle soorten kasten en van verschillende herkomst. Dit was al behoorlijk revolutionair in vergelijking tot het hindoeïsme waar mensen uit de laagste kaste niet eens aangeraakt mogen worden.
Gezien de tijd en in vergelijking tot het christendom vind ik het niet mogen toetreden tot de sangha van de vrouw niet erg vreemd, aangezien in de bijbel de vrouw ook niet gelijk aan de man is. En de vrouwenemancipatie, zoals wij die nu kennen is nog maar van recente datum. Toch denk ik dat vrouwen binnen het christendom beter af waren en zijn.
“Men moet zich hoeden voor vrouwen. Op één verstandige vrouw bestaan er duizend domme en slechte vrouwen. Het karakter van de vrouw is net zo onduidelijk als de weg die een vis in het water gaat. Zij is wild en achterbaks als een struikrover en spreekt zelden de waarheid; voor haar zijn waarheid en leugen hetzelfde”, zei Boeddha.
Voor deze ideeën kan ik wel begrip opbrengen aangezien de boeddhistische leer zegt dat begeerte de oorzaak van lijden is. Om van het lijden verlost te worden moet je je los maken van de aardse lust en begeerte. De cultuur van toen ging uit van de man en dus zag Boeddha de vrouw als de veroorzaker van de lust en begeerte en dus van het lijden. Het celibaat is vooral voor monniken erg belangrijk, dat blijkt ook uit het volgende gesprek tussen Boeddha en een van zijn leerlingen.
Anande: Hoe moeten zij ons gedragen ten opzichte van vrouwen?
Boeddha: Niet naar hen kijken.
Ananda: En als we naar hen moeten kijken?
Boeddha: Niet tot hen spreken.
Ananda: En als we tot hen moeten spreken?
Boeddha: Houd je gedachten dan goed in bedwang.
Later moest hij op zijn uitspraken terugkomen, zijn stiefmoeder wees hem erop dat vrouwen ook levende wezens zijn die ook in staat moeten zijn de verlichting te bereiken. Uiteindelijk werden vrouwen toch toegelaten in de kloosterorde, maar er waren zeer strenge regels. Een non moest bijvoorbeeld altijd voor een monnik opstaan en buigen, het maakte niet uit hoe oud ze was. Dit gold ook als de monnik nog jong was en zich net bij de orde had aangesloten. Ook mochten nonnen geen kritiek leveren op andere kloosterlingen.
Ondanks de uitspraak van zijn stiefmoeder was Boeddha er niet over eens of vrouwen in staat waren verlichting te bereiken. Het schijnt dat hij hierover eindloos gediscussieerd heeft met zijn leerlingen. De conclusie daarvan was dat de balans tussen goed en kwaad in vorige levens wel zo slecht moest zijn geweest dat het gevolg daarvan was te reïncarneren als vrouw en waardoor de kans op verlichting kleiner was. Er werd per definitie van de man uitgegaan.
De afkeer van vrouwen ging zelfs zo ver dat monniken niet op een merrie of een ezelin mochten rijden. In sommige plaatsen geld dat nu nog en tot niet te lang geleden mochten monniken in sommige delen van de wereld niet met een voertuig meerijden als er een vrouw aan boord was. Dit zijn redenen waarom er vrij weinig boeddhistische nonnen zijn. Hun kloosters liggen vaak afgelegen en ze werken niet in de hoofdtempel, vaak alleen in dienst van monniken om te koken of kleding te naaien. Het Boeddhisme is echter niet een pot nat. Net als binnen het christendom zijn er grote verschillen tussen stromingen. In bepaalde groeperingen in Tibet mogen monniken trouwen en wordt seksuele omgang met een vrouw als noodzakelijk gezien om de verlichting te bereiken. De keerzijde hiervan zijn de verkrachtingen en seksuele onderdrukking in Tibet.
Wat blijft is het beeld.
In onze cultuur is beeld en beeldvorming steeds belangrijker geworden.
Niet alleen de beeldjes van Boeddha worden aantrekkelijk gevonden, maar ook alle overige “producten” die het boeddhisme ons brengt.: de boeken met diepzinnige spreuken, mantra’s, yaga-cursussen, lotussen, klankschalen, gebedsmolentjes en wierookstokjes. Dit alles vervangt bijna naadloos de christelijke devotionalia die nu is verworden tot koopwaar op rommelmarkten.
Het laat zich dus raden wat er over een aantal jaren bij de vuilnisbak wordt gezet!
24 augustus 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Voor mij een nieuwe visie.
Altijd gedacht dat het zo'n wijze jongen was, die Buddha. Jezeus kun je in elk geval niet betrappen op vrouwenfobie.
Jim
Een reactie posten