25 september 2009

Zonsverduistering

Hij staat nu op het pleintje, waar hij vaak met zijn moeder komt om boodschappen te doen.
Het is hier altijd gezellig door het gaan en komen van klanten.
Overal op de stoepen voor de winkels staan vrouwen met boodschappenmanden met elkaar te praten.
Nu is de stemming er anders, het is stiller.
Langzaam schuift de maan voor de zon.
Dit ziet hij door het dikke stapeltje negatieven dat hij voor zijn, tot spleetjes toegeknepen ogen houdt.
Hij heeft zijn moeder belooft niet direct naar de zon te kijken.
Het kijken naar de zon vindt hij lang duren.
Hij bladert door de negatieven en bekijkt ze een voor een.
Vreemde afbeeldingen van vreemde mensen die hem soms vaag bekend voorkomen.
Elk velletje heeft een gladde kan en een matte kant.
Een negatief ligt met de matte kant naar boven op zijn handje en opeens verschijnt in het zwakker wordende zonlicht een herkenbare positieve foto.
In donkere zwartwit-tinten ziet hij een foto van zichzelf, in de box terwijl hij gras met zijn tenen plukt.
Hij kent de foto die van dit negatief is getrokken maar al te goed, ingeplakt in een album.
Hij bekijkt op deze manier alle voorstellingen die hij heeft meegekregen en vergeet de zonsverduistering.
Om hem heen komen meer mensen staan, die opgewonden beginnen te praten, hij kijkt op.
Hij hij kijkt omhoog naar de zon. Zo schendt hij afspraak met zijn moeder, want de maan is inmiddels zover voor de zon geschoven dat er nog maar weinig direct zonlicht straalt.
Een man naast hem stoot hem aan en zegt dat hij de negatiefjes moet gebruiken.
In zwarte hemel ziet hij een piepklein maantje dat is overgebleven van de zon.
Er rijden geen auto’s meer en de mensen zijn blijven staan.
Iedereen kijkt omhoog.
Het is stil en duister.
Hij vraagt zich af wat licht en lawaai met elkaar hebben te maken.
Vervelend is zo’n verduistering, denkt hij, akelig en eng.
Resoluut draait hij zich om en zet het op een hollen, naar huis.
Hijgend holt hij door de bijkeuken naar binnen.
Er is niemand in huis.
Als hij in de voorkamer door het raam naar buiten kijkt rijdt er een auto blinkend in het zonlicht voorbij.
Aan de overkant staat zijn moeder met een buurvrouw te praten.
Het is 30 juni 1954.
Hier is niets veranderd.

Geen opmerkingen: