Vorig jaar had ik discussie met de ooievaarsclub omdat ik aan had gegeven niet langer mee te willen werken aan hun inventarisaties van ooievaars. Voor mij was de reden dat ik hun methode van inventariseren erg omslachtig vind en met het toenemen van het aantal er de noodzaak ook niet meer zo van inzie.
Vele malen moet je het nest bezoeken en vermelden wanneer de eerst ooievaar is aangekomen, wanneer de tweede, hoeveel jongen, hoeveel vliegen uit etc. Zo langzamerhand mag je toch constateren dat de ooievaar een redelijk algemene vogel is geworden nu hun aantal weer gelijk is aan dat van 1910.
Dat werd mij niet in dank afgenomen. Het is immers zo'n goede indicator voor de kwaliteit van de terreinen?
Als ik zie hoeveel óoievaars er op de vuilstort rond stappen dan kan ik hierover ook weer een discussie beginnen.
19 juni 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Gelukkig hebben ooievaars hoge nesten, liefs.
Je zou je nog verbazen over het aantal jongen dat sneuvelt als ze voor het eerst het nest verlaten omdat ze gesneden worden door de tuidraden die de nestpaal overend moeten houden. Dus altijd stutten met rondhout.
Een reactie posten