's Morgens wordt ik gewekt door de roep van de Hop, inslapen doe ik met de roep van de Dwergooruil. Daarom in de stijl van Hesse dit gedicht gewrocht:Het bomengroen staat roerloos donker
in de laat-lichte avondstond.
Het is heel stil, zoëven klonk er
het verre blaffen van een hond.
In in de tuin, de bloemen slapen
schraapt scherp een hark door het grove grind.
Die enkele geluiden maken
dat men zich op de rust bezint.
Ik lig maar stil, het raam staat open
waardoor ik in de avond staar.
Het wordt steeds stiller, langs mijn ogen
streelt van de slaap het stil gebaar
en windt zijn zelfgeweven warme
en wollen wade rond mijn leên.
Dan glijd ik willig in zijn armen
naar onbewuste diepten heen.
29 april 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten