2 juni 2009

Dodo

Ik verdien mijn brood in de natuurbescherming. De instandhouding van bedreigde soorten zie ik dan ook als een logisch onderdeel van dit vak. Toch krijg ik vaak de vraag te beantwoorden of het erg is als een bedreigde soorten ook werkelijk uitsterft. Het uitsterven van de dodo gebruik ik dan als voorbeeld. Over het verdwijnen van die laatste dodo is het een en ander geschreven, en de mooiste optekening die ik ken is een verhaal van David Quammen in Het lied van de dodo. Ik herlees het van tijd tot tijd, maar moet daartoe altijd het nodige zoekwerk ondernemen. Om mij hiervan te verlossen plaats ik hier de bewuste passage.
Selt u zich een eenzame overlevende dodo voor, een eenzame vluchteling die aan het eind van de zeventiende eeuw rondzwierf over het vasteland van Mauritius. Stelt u zich eens voor dat deze vluchteling een wijfje was. Ze moet zwaarlijvig en verward zijn geweest. Ze kon niet vliegen - maar was vindingrijk genoeg om te ontsnappen en te blijven leven, terwijl andere vogels het loodje legden. Of anders had ze gewoon geluk.
Misschien had ze al haar jaren doorgebracht in het Bambous-gebergte langs de zuidoostkust, waar de verschillende vormen van bedreiging die door de mens aan wal waren gebracht nog nauwelijks waren doorgedrongen. Of misschien had ze zich schuil gehouden langs een stroompje in de Black River Gorges. De tijd en de ellende hadden haar uiteindelijk ingehaald. Stelt u zich voor dat haar laatste kuiken verzwolgen was door een verwilderd varken. Haar laatste vruchtbare ei opgevreten door een aap. Haar partner doodgeknuppeld door een hongerige Hollandse matroos, en dat ze geen enkele hoop meer had een ander te vinden. In de afgelopen vijf jaar, langer dan het geheugen van een vogel reikt, had ze zelfs geen soortgenoot meer gezien.
Raphus cucullatus was zeldzaam geworden tot in de dood. Maar dit ene individu van vlees en bloed leefde nog. Stelt u zich voor dat ze dertig jaar was, of vijfendertig, een hoge leegtijd voor de meeste vogelsoorten, maar niet onmogelijk voor een individu van zo'n grootlijvige soort. Ze rende niet meer, maar waggelde. De laatste tijd begon ze blind te worden. Haar spijsvertering liet te wensen over. In het duister van een vroege ochtend in 1667, tijdens, laten we zeggen, een stortbui, schuilde ze aan de voet van een rotswand in de Black River Gorges onder een overhangende rots. Ze trok haar kop tegen haar lijf, zette haar veren op om warm te blijven en rilde van ellende. Ze wachtte. Wat zij niet wist, wat niemand wist, was dat zij de enige dodo op aarde was. Toen de bui was overgewaaid opende ze haar ogen niet meer. Dit is uitsterven.

Geen opmerkingen: