Het is warm, erg warm voor juni. Een ideale dag om te luieren.
Uit de schuur heb ik een ligstoel gehaald en achterin de tuin onder de berkenboom uitgeklapt.
Ik sleep ook mijn koffergrammofoon naar buiten met wat te drinken en te lezen.
Lui en loom lig ik onder de boom te genieten.
Even geen studieboek.
Niet stampen en blokken.
Op school is iedereen opgefokt omdat het eindrapport nadert.
Elk nadeel heeft echter ook een voordeel, met het rapport komt ook de grote vakantie, dus nog even volhouden.
Vandaag kost dat geen moeite.
Ik neem een slokje en luister naar het aanhoudende gekwetter van vogels.
Ik schakel de grammofoon in en draai de enige plaat die ik mee naar buiten heb genomen, ”Mood Indigo” gespeeld door Louis Armstrong and his Hot Five.
De zon klimt nog hoger en de warmte wordt een soort van warme deken.
De kippen van de buren zijn stil geworden en er is geen verkeer op straat.
Naast het vogelgekwetter hoor ik iemand roepen.
Met een ruis en zenuwachtig getik vertelt de grammofoon dat de muziek is afgelopen.
Ik haal het handeltje over dat de draaitafel remt en hoor meteen dat iemand mij roept.
Het is oom Dirk, de vader van mijn buurmeisje.
Hij is ziek en ligt in bed.
Vanuit zijn slaapkamer kijkt hij uit op de berkenboom waaronder ik lig.
Hij roept mij. Ik sta op en loop een paar passen richting zijn huis.
“Kijk, boven in die boom hangt een vogel!”
Vanwaar ik nu sta kan ik de top van de berk zien.
Bijna in de top, aan een zijtak hangt een vogel.
“Hij is verstrikt, er zit een draadje of zoiets aan zijn poot.” Oom Dirk heeft een verrekijker voor zijn ogen.
Ik zie de vogel, een koolmees.
Oom Dirk vraagt mij niets, maar ik weet dat ik nu moet handelen, iemand moet het doen.
Uit de schuur haal ik de trapladder en zet die tegen de boom.
Met mijn knieën stijf tegen de ruwe bast lukt het mij nog hoger te komen en de onderste takken te bereiken. Nu gaat het klimmen makkelijker.
Het zweet gutst over mijn rug en prikkelt in mijn ogen.
Vlug ben ik hoog in de boom, maar daar is het hout veel buigzamer en dus beweeglijker.
De mees is angstig.
Ik zie nu dat het een wollen draad is die zijn pootje aan een tak geketend houdt.
Boomklimmen heb ik altijd graag gedaan, maar ik ben nog nooit zoo hoog geklommen als nu en nooit bogen de takken zo angstig ver door.
Ik grijp naar de tak waaraan het meesje hangt en trek hem naar mij toe.
Even later vlucht de mees met een lange glijvlucht uit de tuin.
“Goed gedaan jongen!”, hoorde ik oom Dirk roepen.
Beneden gekomen wind ik de grammofoon op, plofte voldaan in de ligstoel en opnieuw klinkt “Mood Indigo.”
Ook nu hoor ik soms deze tune en denk ik aan die zoete, warme dag.
Oom Dirk stierf aan het begin van de zomer.
16 februari 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten